AFM: Hypotheekaanbieders moeten boeterente gaan herberekenen

Hypotheekaanbieders moeten voor duizenden klanten de in rekening gebrachte ‘boeterente’ voor de vervroegde aflossing van de hypotheek gaan herberekenen. Die verplichting vloeit voort uit de nieuwe leidraad die de AFM vanmorgen presenteert. De verplichte herberekening geldt voor hypotheken vanaf 14 juli 2016 en kan ertoe leiden hypotheekaanbieders een deel van de betaalde vergoeding terug moeten betalen.

Verschillende berekeningen

Uit het onderzoek concludeert de AFM dat de aanbieders allemaal dezelfde netto contante waarde methode hanteren om de ‘boeterente’ te berekenen, maar dat zij daarvoor verschillende berekeningen en variabelen hanteren. “De AFM is van oordeel dat niet alle toepassingen van de netto contante waarde-methode waarborgen dat de te betalen vergoeding voor vervroegde aflossing transparant, eerlijk of maximaal een weergave van het financieel nadeel is.” Op basis van de nieuwe leidraad moeten aanbieders de vergoeding gaan herberekenen.

‘10% van honderdduizenden klanten’

Om hoeveel hypotheken het exact gaat, is nog niet duidelijk. De toezichthouder verstrekt op dit moment slechts indicatieve getallen en stelt dat de aanbieders slechts is gevraagd informatie te verstekken op basis van fictieve klantprofielen. Na aandringen stelt de toezichthouder wel het volgende: “In 2016 maakten honderdduizenden klanten gebruik van de mogelijkheid om vervroegd af te lossen. Van deze groep klanten heeft circa 10% een vergoeding aan de aanbieder hiervoor moeten betalen. Zij betaalden gemiddeld een vergoeding van 5.000 euro.” De AFM stelt aan het eind van het jaar te gaan onderzoeken of de hypotheekaanbieders zich houden aan de nieuwe regels en is dan bereid eventuele verschillen tussen de percentages en getallen die banken hanteren te delen.

Nadeel voor aanbieder inperken

De nieuwe leidraad is opgebouwd uit vier uitgangspunten. Zo moeten aanbieders bij het berekenen van de vergoeding het bedrag dat op dat moment boetevrij mag worden afgelost in mindering brengen op het totale bedrag dat de klant vervroegd wil aflossen. Bij het bepalen van de actuele vergelijkingsrente moet de aanbieder rekenen met de hoogste naastgelegen rente voor de resterende looptijd. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de zogeheten rentebedenktijd. Uitgangspunt voor de vergelijkingsrente moet een LTV van 100% zijn, ook al is de LTV door aflossing in de loop der jaren gedaald. Ten slotte geldt dat aanbieders het oorspronkelijke contractuele aflossingsschema moeten hanteren. Grosso modo geldt voor deze uitgangspunten dat ze het nadeel voor de bank inperken, wat ook geldt voor de vergoeding die de klant moet betalen.

Reikwijdte leidraad

De AFM stelt nadrukkelijk dat de leidraad alleen geldt voor hypotheken die vervroegd zijn afgelost vanaf 14 juli 2016. Voor die tijd zijn de contractuele afspraken tussen aanbieder en consument leidend. De Kamerleden Ronnes en Omtzigt (beiden CDA) hadden hier daags na de introductie van de hypothekenrichtlijn al Kamervragen over gesteld. De norm, zoals opgenomen in de Bgfo, geldt ook niet voor rentemiddeling. De AFM stelt het “vanzelfsprekend” te vinden dat aanbieders bij rentemiddeling rekening houden met het klantbelang. Wel gaat de toezichthouder de komende maanden onderzoeken of dat daadwerkelijk ook zo is.

 

Bron: amweb.nl/ 20 maart 2017